Konyaks
In Nagaland, het uiterste noordoosten van India, leven de Konyaks. Een teruggetrokken stam met een tatoeagecultuur en een nogal lugubere traditie; de Konyaks waren tot voor kort koppensnellers.
De Naga-stammen beschouwden het koppensnellen als een teken van kracht. Door het afhakken van de hoofden van hun vijanden, stegen ze in sociale status (evenals in de ogen van vrouwen).
Het koppensnellen had een reden. De Konyaks geloofden in de kracht van de ziel en van het leven, die volgens hen in het hoofd zit. Heb je dat afgehakte hoofd eenmaal gezuiverd, letterlijk ontdaan van huid en haar, dan geeft dat kracht en voorspoed. Het gaat dus om de schedel. Die brengt gezondheid voor heel het dorp, of een goede oogst voor het aankomende jaar. Ze geloofden heilig in die manier van leven.
Zowel de Konyak mannen als vrouwen hebben tatoeages. De tattoos maken in de eerste plaats onderscheid tussen kinderen en volwassenen. Zonder tatoeage kun je een volgende levensfase eigenlijk niet bereiken. Laat staan waar je heengaat na de dood. Een tatoeage slaat dus ook op het geloof in een hiernamaals.
Voor gezichtstatoeages gelden, of beter gezegd gólden, andere regels. De inktpatronen in het gezicht of in de nek waren exclusief weggelegd voor de krijgers die een hoofd mee terugnamen of aan zo’n koppenrolcampagne hadden deelgenomen. Van alles wat de Konyaks konden bereiken in het leven was het snellen van een kop het summum. Hoe meer onthoofdingen, hoe belangrijker je was, hoe meer vrouwen je kon uitzoeken en hoe meer je bereikte. De nektatoeages waren weggelegd voor de écht grotere krijgers. Zij mochten koperen hangers, yanra genaamd, dragen die het aantal hoofden aangaven dat ze hadden genomen.
Deze manier van leven van de Konyaks wordt nauwelijks meer gepraktiseerd. Ze zijn sterk beïnvloed door modernisering en met name door de kerk, die de rituelen van de Konyaks verwerpt. De oudste generatie Konyaks is de laatste generatie volgetatoëerde krijgers. De cultuur dreigt met uitsterving.
Het koppensnellen werd in 1953 verboden (het laatst geregistreerde voorval was in 1963). Een groot deel van de eer voor de verandering gaat naar christelijke missionarissen in de regio die decennialang geweldloosheid en vreedzaam samenleven predikten. Bijna 90% van de Naga’s beschouwt zichzelf nu als christen. Hun onwankelbare geloof wordt gekenmerkt door kolossale kerken die een prominente plaats innemen in elke nederzetting. De meeste gehuchten hebben hun griezelige menselijke trofeeën weggedaan, die nu worden gezien als immorele bezittingen.
Konyak-dorpen
Longwa is een van de grootste dorpen in het Mon-district en ligt aan de internationale grens tussen India en Myanmar. Het dorp heeft een weg die het verbindt met het dorp Loji in de Sagaing-divisie van Myanmar. Het huis van de Longwa Angh ligt midden op de grens van India en Myanmar. De ene helft van het huis van de Angh valt op Indiaas grondgebied, terwijl de andere helft onder controle van Myanmar staat. Het hele dorp wordt echter gecontroleerd door de Angh. Hij heeft 60 vrouwen en regeert over 60 dorpen van de Konyak-stam die zich uitstrekken tot Myanmar en Arunachal Pradesh.
Chi-village is een ander dorp in de buurt van de stad Mon. Het wordt geregeerd door de dorps Angh van Chi. Het huis van de Angh is het grootste in het dorp en heeft een tentoonstelling van schedels van vijanden die vermoedelijk door hem en zijn voorouders zijn gedood.
Cultuur
De Konyaks staan bekend om hun getatoeëerde gezichten en lichamen. Het is de grootste stam onder de Naga’s. Ze spreken de Konyak-taal, een Chinees-Tibetaanse taal, waarbij elk dorp zijn eigen dialect heeft. De Konyaks waren de laatste praktiserende koppensnellers onder de Naga’s. De stam omarmde het christendom tijdens de late 20e en vroege 21e eeuw. Konyaks versieren hun huizen met schedels, neushoornvogelsnavels, slagtanden van olifanten, hoorns en houten beelden.
Konyaks worden geregeerd door erfelijke leiders die bekend staan als Anghs, en de instelling van Anghship komt nog steeds voor onder de Konyaks. Elk dorp heeft een Angh. Sommige van de kleinere dorpen worden geregeerd door de Angh van het naburige dorp. Het huis van de Angh is altijd het grootste van het dorp, met schedels vooraan als bewijs van zijn bekwaamheid als leider. Anghs heersen nog steeds over de dorpen Chi, Mon, Shangnyu, Longwa, Tangnyu, Sheanghah Chingnyu, Jaboka.
Konyaks zijn bekwame ambachtslieden. Ze maken mooi houtsnijwerk, daos (machetes), geweren, buskruit, hoofddeksels, halskettingen, enz. De oudere mannen dragen grote oorbellen van everzwijnhoorn en een lendendoek. Sommigen dragen een machete genaamd dao of een pistool. De oudere vrouwen dragen een kort stuk stof dat alleen om hun middel is gewikkeld. Ze dragen bamboemanden op hun rug of binden kinderen met een doek op hun rug. De Konyak-vrouwen zijn bedreven in het weven van ingewikkelde traditionele ontwerpen en in het maken van sieraden van kralen. Zowel mannen als vrouwen dragen veel traditionele kralen en koperen ornamenten. Tijdens festivals dragen de mannen kleurrijke sjaals en hoofddeksels versierd met veren en dansen ze met daos of speren. Ze brouwen een zelfgebrouwen alcoholische drank gemaakt van rijst. Ze boeren ook in de heuvels door de bossen te kappen met behulp van een methode van gecontroleerde verbranding.