Siddharta Gautama werd geboren te Lumbini in het zuiden van Nepal. Zijn moeder zou Mayadevi hebben geheten, wat in het Sanskriet tevens verlichting betekent. Boeddha kwam in een tuin in Lumbini ter wereld. Hij wees met de wijsvinger van zijn ene hand naar de hemel en met de wijsvinger van zijn andere hand naar de grond.
Boeddha’s geboorteland was het land van de Sakya’s. Zijn vader, Suddhodana, was de koning van dat land. De naam Sakyamuni is een verwijzing naar de Sakya’s: letterlijk betekent het de wijze van de Sakya’s.
Toen Boeddha zeven dagen oud was, overleed zijn moeder. Zijn tante, de zus van zijn moeder, ontfermde zich over haar neefje. Op de leeftijd van zestien jaar trouwde Boeddha met de eveneens zestienjarige Yasodhara. Samen kregen ze een zoon die de naam Rahula kreeg.
De ouders van prins Siddhartha Gautama hadden van diverse wijzen te horen gekregen dat hun kind óf een onovertrefbaar groot heerser zou worden, óf alle aardse goederen zou verwerpen en de verlichting zou bereiken. Aangezien zijn vader de eerste voorspelling prefereerde werd hij omringd met de beste aardse goederen, zodat hij in zijn leven geen ontevredenheid of nare dingen zou ervaren. Hij zou dan geen afstand hoeven te doen van zijn bezittingen. Zijn vader bouwde drie paleizen en Siddhartha Gautama bracht al zijn tijd door binnen de muren van het paleis. Zo gingen de eerste 29 jaar van zijn leven voorbij.
Spirituele zoektocht
Na 29 jaar ging hij echter diep nadenken over het leven en wilde zien hoe het ‘echte’ leven buiten het paleis was. Stiekem ging hij ’s nachts de stad in, samen met zijn bediende. Tot zijn grote schrik zag hij een oude man, een zieke man en een dode man. Omdat hij door zijn beschermde opvoeding nog nooit een oude, zieke of dode man had gezien, vroeg hij zijn bediende om uitleg. Hij kreeg te horen dat alle mensen oud worden, ziekten oplopen en doodgaan. Dat dit normaal is. Ook zag Siddhartha Gautama een kalme en beheerste monnik voorbijlopen. Hij vroeg zijn bediende wat dit voor man was, en kreeg te horen dat het een monnik was die vrijwillig zijn bezittingen had opgegeven en een leven van eenvoud leidde, gericht op spirituele ontwikkeling. Kort daarna verliet Siddhartha het paleis en zijn familie (waaronder zijn jonge vrouw en kind) en ging hij leven als een monnik in de bossen van India.
In Benares studeerde hij bij twee zeer bekende en gerespecteerde meesters en bekwaamde zich snel in hun leer. Hij vond echter dat deze geen oplossing bood voor het lijden dat hij nog steeds ervoer. Daarom ging hij zijn eigen weg en begon een zesjarige periode van zelfkastijding (zelfpijniging). Hij leefde ver van de samenleving, alleen in de bossen, at zeer weinig en werd zo mager dat hij bijna overleed.
Verlichting
Na zes jaar kwam hij tot het inzicht dat zelfpijniging niet leidt tot verlichting en het einde van het lijden. Hij vond een middenweg tussen het bereiken van sensueel plezier en de zelfkastijding, en besloot te gaan mediteren onder een Bodhiboom in Bodhgaya totdat hij volledige verlichting zou bereiken óf zou sterven. Mara (de God van het verlangen) probeert hem te destabiliseren door hem zijn dochters, zijn leger van demonen en hevige regens te sturen. Siddharta zal niet meer wijken. De volgende ochtend rond zonsopgang bereikte hij de verlichting. Vanaf toen was hij Siddhartha Gautama, de Boeddha. Hij was toen 35 jaar.
Leraar
Hij begon zijn nieuwgevonden inzicht (de Dharma) aan anderen te onderwijzen. Zijn eerste toespraak hield hij in Sarnath. Gedurende de 45 volgende jaren reisde hij door de toenmalige staten van Noord-India. Hij werd een zeer gerespecteerde spirituele leider. De koningen van de twee grootste staten (Kosala en Magadha) werden zijn discipelen, net als vele anderen uit alle lagen van de bevolking. Veel mensen besloten monnik of non te worden in de monastieke orde (de Sangha) van de Boeddha. Op 80-jarige leeftijd overleed hij te Kushinagar. Zijn toespraken en leringen werden gereciteerd en onthouden door zijn volgelingen en na zijn dood in twee congressen die door zijn volgelingen voor dit doel werden georganiseerd, opgeschreven in de Pali-canon, de in de taal Pali gestelde aanvankelijk mondeling overgeleverde woorden van de Boeddha. De oudste bekende nog bestaande exemplaren van deze teksten kunnen aan de Boeddha toegeschreven worden.
Na de dood van Boeddha verspreidde het boeddhisme zich over Azië en later over de hele wereld. Als de uitspraken van Boeddha worden opgeschreven, raken de mensen verdeeld. De belangrijkste stromingen zijn het Mahayana, het Theravada en Vajrayana boeddhisme.